Van suf en saai naar betrouwbaar, solvabel, met een goed oog voor de lange termijn. Het imago van familiebedrijven is de laatste 20 jaar langzaam maar zeker totaal gekanteld. Hoogleraar Roberto Flören: ‘Telkens weer blijkt dat familiebedrijven het op lange termijn financieel beter doen dan niet-familiebedrijven.’
Sinds 2002 bekleedt Roberto Flören de RSM-leerstoel Familiebedrijven en Bedrijfsoverdracht aan Nyenrode. Deze leerstoel wordt gesponsord door consultancybedrijf RSM en NPM Capital. Toen een nog jonge Flören in 1992 op Nyenrode Business Universiteit begon met een onderzoeksprogramma naar familiebedrijven, merkte hij al snel dat ondernemerschap in het algemeen gezien werd als een vies woord.
‘Nyenrode-studenten die uit een familie met een eigen bedrijf kwamen, wilden daar nog niet dood gevonden worden. Die wilden alleen stagelopen bij multinationals van naam.’
Nu, na diverse boekhoudschandalen (Enron, Ahold) en een ingrijpende financiële crisis, is duidelijk geworden dat familiebedrijven géén last hebben van een doorgeslagen bonuscultuur, directiesalarissen die afhangen van de beurskoers en hijgerige aandeelhouders; een mix die zoals is gebleken makkelijk leidt tot risicovol kwartaaldenken.
Familiebedrijven worden doorgaans geleid door geduldige rentmeesters, die niet in kwartalen denken maar in generaties. De cijfers? Ze presteren gemiddeld beter dan niet-familiebedrijven.
Waar komt uw passie voor familiebedrijven vandaan?
‘Dat zal u niet verrassen: mijn eigen familie had een bedrijf. Mijn opa begon in 1934 in Gouda met het verkopen en repareren van typemachines. Mijn vader ging op zijn 14e ook werken in Flören Kantoormachinehandel. Maar met de opkomst van computers, in de jaren ’80 van de vorige eeuw, ging het bedrijf snel achteruit. Mijn zus en ik wilden onze vader niet opvolgen. Toen heeft hij het bedrijf verkocht. Meteen daarna werd hij letterlijk ziek. Het doet pijn als je opeens een andere naam ziet staan op de gevel van jouw bedrijf.’
Is dat niet vaak de tragiek van familiebedrijven: dat ze er niet in slagen tijdig te switchen naar kansrijkere product- marktcombinaties?
‘Ja, dat is een van de zwaktes van familiebedrijven. Hoewel het een mythe is dat familiebedrijven niet innovatief zouden zijn, weten we uit onderzoek. Je ziet soms dat de familie bereid is om meerdere jaren geen dividend te ontvangen, omdat hun bedrijf dat geld in innovatie wil steken. En ze realiseren zich dat als ze geduld hebben, hun innovatie-investering op termijn kan gaan renderen. Andere zwaktes? Een te grote emotionele betrokkenheid die kan leiden tot gebrek aan besluitvaardigheid of verkeerde beslissingen. Tegelijk is het vaak de kunst om te zorgen dat familieleden die wel mede-eigenaar zijn maar niet in het bedrijf werken, toch betrokken rentmeesters blijven. Dat ze het bedrijf niet alleen zien als dividendmachine, maar zich gedragen als goede ambassadeurs van het bedrijf.
Tot voor kort vonden buitenstaanders, waaronder ook wetenschappers, dat je familieleden niet in het management moest hebben. Dat zou zorgen voor te weinig ratio. Maar die opvatting wordt weerlegd door het succes dat familiebedrijven boeken.
Uit allerlei onderzoeken blijkt telkens weer dat familiebedrijven het op lange termijn financieel beter doen dan niet-familiebedrijven. Zo brachten beleggingen in Europese familiebedrijven vanaf 2006 per jaar gemiddeld bijna 5 procent meer op dan een investering in een niet-familiebedrijf.’