Industrie moet snel aan de bak met duurzame inzet

Nergens gaat de opkomst van de robot zo snel als bij industriële bedrijven. Net zoals procesautomatisering. Nergens ook veranderen taken en functies zo snel als in deze maakindustrie. En toch is duurzame inzetbaarheid een ondergeschoven kindje in het HR-beleid van deze ondernemingen. Dat moet snel veranderen, vindt onderzoeker Karin Manuel.

Juist de industrie moet meer investeren in de duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Door innovaties verandert het werk vooral in deze sector razendsnel, de vergrijzing is hoog en het potentieel van medewerkers wordt onvoldoende benut. In haar onderzoek concludeert Manuel dat bij geen van de 20 organisaties die ze onderzocht de randvoorwaarden op orde zijn.

Duurzame inzet niet in strategie

Duurzame inzetbaarheid is niet geïntegreerd in het strategische HRM-beleid. Er is alleen wat aandacht voor de vitaliteit van de medewerkers. En die beperkt zich meestal tot de verplichte Arbo-regelgeving, waaronder spreekuur van de bedrijfsarts, verzuimbegeleiding en instructies voor werken onder gevaarlijke omstandigheden. Aandacht voor employability is er bijna helemaal niet.

Geen goede stijl van leidinggeven

De meeste managers en HR doen vrijwel niets aan de persoonlijke en professionele ontwikkeling van de medewerkers. De meeste managers hebben geen coachende en faciliterende stijl van leidinggeven. Terwijl zo’n stijl volgens de onderzoeker juist heel erg belangrijk is om duurzame inzetbaarheid te bevorderen.

HR biedt niet de juiste ondersteuning

Ook HR krijgt een veeg uit de pan van Manuel. Die helpt het management niet veel om op de juiste manier met duurzame inzetbaarheid aan de slag te gaan. Manuel vindt het opvallend dat medewerkers zelf ook nauwelijks gemotiveerd zijn om hun eigen duurzame inzetbaarheid te versterkten. Ze hebben er alleen aandacht voor wanneer er een promotie in het verschiet ligt.

Integrale aanpak

Manuel raadt HRM-afdelingen van organisaties aan om voor een integrale aanpak te zorgen. Door structureel faciliteiten en ondersteuning te bieden op leefstijl en welzijn in brede zin, kan de vitaliteit verbeteren. Ook adviseert ze het opleidings- en ontwikkelaanbod te versterken. In functioneringsgesprekken kunnen managers hierover afspraken maken met de medewerkers, zodat meer werknemers het aanbod ook echt gaan gebruiken.

Stimuleer, coach en faciliteer

Managers zouden hun medewerkers moeten stimuleren om ook zelf actief te investeren in het versterken van hun werkvermogen. Zo kunnen ze hierover in gesprek gaan en duidelijke afspraken maken. Dit vraagt om een coachende en faciliterende rol van de leidinggevende. Deze vaardigheden heeft niet iedere manager en daarom zouden zij een leer- en ontwikkelaanbod moeten krijgen hiervoor.

Meer informatie

Het volledige onderzoeksrapport van dr. mr. Karin Manuel is te downloaden bij het Tijdschrift voor HRM.

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin
Share on telegram
Share on whatsapp
Share on email
Share on print
beUnited blog ik liep voor SabinesMind Sabine Mensink

Ik liep voor met jaarwisselingen vieren.

Afgelopen jaarwisseling was ik alleen. In het buitenland en met een zware lockdown was ik alleen. Er is een lieve vriendin die mij vlak voor 12 uur belde via Whatsapp video belde. Drie dames in een woonkamer in Goor. Samen aftellen naar het nieuwe jaar. 2021. Zo was ik toch niet alleen. Wat een klein moment en een klein gebaar toch zo fijn kan zijn.

Rond de jaarwisseling gaan mij gedachten met mij aan de haal. En opeens kreeg ik de ingeving. Ik liep voor met jaarwisselingen vieren. In 2019 heb ik drie jaarwisselingen gevierd. En al die jaarwisselingen waren in gezelschap. De standaard jaarwisseling in Nederland als de klok van 2018 naar 2019 tikt.

Ik begin dat jaar met een reis naar China. Vlak voor het Chinese nieuwjaar vloog ik naar Vietnam. Ik had het niet bewust gepland. Maar wil je een visum langer dan 30 dagen voor China klonk het toch iets lastiger dan als ik onder de 30 dagen bleef. En ik had geen idee of ik China een prettig land zou vinden.

Begin februari kom ik aan in Ho Chi Minh city beter bekend onder zijn oude naam Saigon. En wat blijkt bij aankomst zij vieren ook het Chinese nieuwjaar. Evenals in China is het de belangrijkste feestdag. Een feestdag die je bij je ouders doorbrengt. Velen sluiten hun zaak of winkel. De enige dagen dat ze gesloten zijn in een heel jaar.
In de stad waren op meerdere plekken hele kleurige tuinen gemaakt. Ik zeg kleurig.

Wat klinkt als fleurig. Het was in mijn ogen heel erg kitsch. Neon kleuren. Suiker zoet. Van het soort het doet je bijna zeer aan de ogen. Er was een super kleine vijver met erom heen kleine riviertjes. Vol gebouwd met bruggetjes. Op verschillende plekken knal neon roze varkens. Het jaar van het varken zou beginnen. Het varken voor voorspoed in geld.

Reizen is vooral leuk door al de verschillen die er zijn over de hele wereld. In de dagen op en rond oud en nieuw is iedereen op zijn “paasbest”. Iedereen heeft zijn mooiste kleren aan. De haren in de plooi. Uitgebreide en mooie make up op. En dan begint het flaneren door de stad. Met de hele familie. In een grote optocht langs, maar vooral ook door, de nep tuinen. Langzaam. Heel langzaam lopen de grote families. En ze gaan zeer uitgebreid op de foto.

De lente begon in Vietnam. Door de hogere temperatuur ben je makkelijker en langer buiten. Ik heb heerlijk rondgelopen in de stad om mij te vergapen. Op de jaarwisseling zelf is er vuurwerk. Maar slechts op speciale ingerichte plekken. Veelal afgestoken door experts. Vanaf het balkon bij mijn familie house hadden wij er uitzicht op. Met een paar buitenlandse gasten, wat alcohol en chips. En dat was nummer 2.

In april kwam ik lichtelijk vermoeid aan in Thailand. Ik trakteerde mijzelf op een luxe uitspatting. Een eigen kamer in een wat luxer hotel met zwembad. Hoe meer faciliteiten een hotel of hostels biedt hoe hoger de prijs. Ik ben dol op zwembaden. Toch boekte ik zelden iets met een zwembad. Kosten besparen. En als ik dan toch een zwembad heb voelt het speciaal.

In Thailand stuitte ik op mijn derde jaarwisseling. Het boeddhistische nieuwjaar. Songkran. Niet op een vaste datum maar altijd ergens in april. Het feest van het water. In ongeveer 3 dagen gooien mensen water naar elkaar. Het symbolisch reinigen van je geest voor het nieuwe jaar.

Ik vind het de mooiste jaarwisseling. De temperatuur is hoog. Jong en oud is op straat. Pick-up rijden in colonne. In de bak grote bassins met water. Iedereen gooit naar iedereen. Man, vrouw, kind, opa en oma. Iedereen gooit met water. Iedereen is volledig kletsnat. Sommige ouderen hebben een bakje met water en meel. Zij maken een cirkel op je wang en spreken een zegening uit voor een goed nieuw jaar.

Af en toe hadden mensen echt super koud water. Dat is echt even schrikken. En ook weer lachen. Het is maar water. Het feest is vooral overdag. In de avond is iedereen moe van een dag feesten. Echt een feest voor iedereen. Allemaal stralende gezichten.
Ik vond het echt een van de mijn mooiste jaarwisseling. Water, zon en stralende mensen.

Wat kan ik meer wensen.

Huidige testbeleid is ongeschikt om beleid op te maken

Maatregelen nemen op basis van het aantal positieve tests per dag is onzinnig, omdat de manier waarop we dit meten voortdurend verandert en de test zelf vooral naar het verleden kijkt.

Opnieuw staat het kabinet voor de vraag of, wanneer en hoe het beleid aan te passen. De zogenaamde ‘routekaart’ is inmiddels al niet meer bruikbaar, omdat het testbeleid voortdurend wijzigt. Niet alleen stijgt de testcapaciteit nog steeds (nu 100.000 per dag, en we gaan naar 130.000 per dag), maar ook de gevoeligheid van het testen is gestegen door aanpassingen aan de test en het testbeleid.

De samenstelling van de mensen die getest worden verandert. Eerst werden alleen mensen met klachten getest, nu worden ook mensen zonder klachten getest. Nu vindt testen nog geheel vrijwillig plaats, maar doordat er steeds meer op verzoek van de werkgever getest wordt, komt daar nu ook een vorm van ‘niet-geheel-vrijwillig’ testen bij.

Kortom, de 10.000 besmettingen per dag van een maand geleden, is onvergelijkbaar met 10.000 besmettingen per dag van vandaag. De samenhang tussen het aantal positieve PCR-testen en het aantal ziekenhuisopnames wordt dan ook steeds zwakker.

Datzelfde geldt voor de ‘signaalwaarden’ van ic-opnames en ziekenhuisopnames die door het kabinet op respectievelijk 10 en 40 per dag zijn gezet. Ook die zijn relatief betekenisloos geworden door het testbeleid en de specifieke eigenschappen van de PCR-test. Dat vraagt om toelichting.

Het terugkijkende karakter van de PCR-test

De PCR-test kijkt naar de aanwezigheid van kleine stukjes RNA van het coronavirus. Het is daarbij niet in staat om te bepalen of het virus nog intact is en dus of de persoon in kwestie nog besmettelijk is. Dat hangt mede af van de gevoeligheid van de test en die wordt bepaald door het aantal cycli dat de test doorloopt. Bij een laag aantal cycli (<25) is de gevoeligheid van de test laag en de kans dat de persoon besmettelijk is hoog, bij een hoog aantal cycli (>30) is de gevoeligheid hoog en die kans laag.

Over de kansen en dus het nut tussen de 25 en 30 cycli wordt onder deskundigen een hevig debat gevoerd. Heeft iemand klachten en wordt er dus getest vlak na de besmetting (binnen 8 dagen na het ontstaan van klachten), dan zijn waarden tussen de 25 en 30 nog betekenisvol voor de besmettelijkheid, daarbuiten niet meer.

Mensen met positieve uitslag niet altijd besmettelijk

Omdat we de PCR-test ook gebruiken om de epidemie te bestrijden, is het aantal cycli in Nederland relatief hoog gezet op een Ct-waarde van 35. We willen immers het aantal besmettingen laten dalen en dan is iets te streng beter dan iets te mild. Met deze gevoeligheid betekent een positieve uitslag dus niet noodzakelijkerwijs dat de persoon besmettelijk is.

Beoordeling van de Ct-waarde in relatie met het klachtenpatroon is daarvoor essentieel. Ook als je een paar weken geleden een coronabesmetting hebt gehad, en niet meer besmettelijk bent, kan de test positief zijn. Hoeveel weken weten we niet precies, schattingen lopen uiteen van 6 tot wel 12 weken. Hier legt viroloog Marion Koopmans dat nog eens uit. In het vervolg van dit artikel rekenen we met 8 weken.

Stel dat we heel Nederland tegelijkertijd zouden kunnen testen, dan vinden we niet alleen de circa 88.000 mensen die op dit moment volgens het RIVM besmettelijk zijn (figuur 1), maar ook vinden we iedereen die ongeveer de afgelopen acht weken corona heeft gehad (figuur 2)! En omdat de besmettelijkheid gemiddeld 6 tot 10 dagen duurt, vinden we dus veel meer mensen die niet besmettelijk zijn dan mensen die dat wel zijn.

Met een incubatietijd van ongeveer een week heb je het dan over iedereen die tussen 10 oktober en 7 december een coronabesmetting heeft meegemaakt. Dat is een flink stuk van de tweede golf. Op basis van de RIVM-datareeks besmettelijke mensen zijn dat 980.000 mensen. Dat is 5,6 procent van de bevolking. We kijken met de PCR-testen als het ware naar het heden en naar het verleden.

Anders gezegd: als je een willekeurige Nederlander test, is de kans 5,6 procent dat de test positief terugkomt. De willekeurige Nederlander die positief test heeft vervolgens 9,0 procent (88.000/980.000) kans om nu corona te hebben en 91,0 procent kans om een coronabesmetting al eerder doorgemaakt te hebben, maar nu niet meer besmettelijk te zijn.

 

Figuur 1: Aantal besmettingen per dag, brondata: RIVM
Figuur 1: Aantal besmettingen per dag, brondata: RIVM

 

 

Figuur 2: Cumulatief aantal besmettingen, brondata: RIVM
Figuur 2: Cumulatief aantal besmettingen, brondata: RIVM

 

Betekenis voor de interpretatie cijfers

Wat betekent die 5,6 procent nu voor hoe je de dagelijkse testresultaten en het coronadashboard moet interpreteren? Daarbij is het van belang dat het coronavirus overal in Nederland aanwezig is. Het is aanwezig in alle regio’s, bij alle bevolkingsgroepen, en bij alle leeftijden. Stel dat je alle winkelmedewerkers van Nederland zou testen, of alle bakkers, of alle voetballers, dan is de kans groot dat rond de 5,6 procent van die groepen positief test.

Datzelfde gaat op voor alle ziekenhuisopnames, en alle IC-opnames en alle overlijdens. Of deze mensen die nu worden opgenomen ook daadwerkelijk corona hebben, weten we niet. Of corona de reden is dat mensen worden opgenomen weten we ook niet, beide worden meegeteld. Of mensen die overlijden, daadwerkelijk overlijden met corona, aan corona, of aan iets anders na een oude coronainfectie, weten we niet.

Overlijdens

Voor de overlijdens hebben we daar een oplossing voor. Juist omdat het onmogelijk is om definitief en betrouwbaar vast te stellen wat de rol van corona bij de doodsoorzaak is, kijken we daar naar de oversterfte (figuur 3). Door naar de oversterfte te kijken kunnen we dus corrigeren voor de meetfouten. De oversterfte wordt daarom als meest betrouwbare indicator gezien en die publiceert CBS elke week. En dan zie je dat corona inderdaad oversterfte veroorzaakt in de bevolking boven de 65 jaar en dan met name in de bevolking met een indicatie. Ook momenteel is er nog sprake is van lichte oversterfte.

Opnames

Datzelfde zou je ook kunnen doen met ziekenhuisopnames en IC-opnames. Ook die kunnen we op dezelfde manier corrigeren voor meetfouten. Je krijgt dan het concept ‘over-opnames’.

In een normaal jaar zijn er circa 75.000 opnames op de intensive care. Dat zijn er afgerond 205 per dag. Daarnaast zijn er per jaar 3 miljoen ziekenhuisopnames. Dat zijn er 8.200 opnames per dag. Maar daar zitten ook de dagopnames tussen. Er zijn 1.6 miljoen ziekenhuisopnames per jaar met overnachtingen. Dat zijn er afgerond 4.400 per dag. Dat is de normaalsituatie.

Als momenteel 5,6 procent van de hele bevolking positief zou testen op corona, dan verwacht je nu dus 246 opnames met overnachting met corona per dag als alle 8.200 ziekenhuispatiënten getest zouden worden. Maar dat gebeurt niet overal. In ziekenhuizen wordt ook veelal alleen getest bij klachten of bijvoorbeeld voor een operatie waarbij intubatie nodig is. In ziekenhuizen was het gemiddelde van afgelopen week 193 opnames per dag, daar is dus geen ‘over-opname’. Dat concept van over-opnames zou je nog verder kunnen verfijnen door te corrigeren voor leeftijd en de prevalentie van corona per leeftijdsgroep, maar het concept blijft hetzelfde.

Op de IC’s is wel sprake van ‘over-opname’. Daar zou je nu 12 opnames per dag verwachten op basis van diezelfde 5,6 procent, maar het zijn er gemiddeld 28 per dag de afgelopen week. Dat is op zichzelf niet uitzonderlijk. Elk jaar zijn er op de IC’s rond de 5.300 opnames voor longontsteking, vooral in de herfst en winter. Dat zijn er dan gemiddeld zo een 20 tot 25 per dag. De huidige verhoging zit daar boven en is betrouwbaarder dan bij ziekenhuisopnames omdat op de IC wel elke patiënt getest wordt op corona. Stel dat momenteel het aantal IC-opnames rond de 10 zou schommelen, dan kijk je waarschijnlijk naar besmettingen uit het verleden en naar mensen die met, maar niet vanwege corona zijn opgenomen.

Positieve tests

Datzelfde geldt als we nu kijken naar het aantal positieve tests per dag. Een stijging daarvan kan liggen aan groter aantal testen, een andere samenstelling van de mensen die zich laten testen, of het kan zelfs komen omdat er weken geleden een piek was in het aantal feitelijke besmettingen omdat nu ook mensen zonder klachten zich kunnen laten testen. Met andere woorden, het dagelijks aantal besmettingen is tamelijk betekenisloos.

Of de hier gebruikte 8 weken voor de berekening de juiste termijn is weten we niet. Als het langer is, dan zijn de overopnames lager, is het korter dan zijn ze hoger. Maar dat is nu juist het punt, dit testbeleid en het terugkijkende karakter van de PCR-test ontneemt veel zicht op het verloop van de epidemie.

 

Figuur 3 Overledenen per week, 2020
Figuur 3 Overledenen per week, 2020

 

Wat dit betekent voor het beleid en voor het testbeleid

Het aantal besmettingen per dag is dus ongeschikt als indicator om beleid op te maken. Elke meting die wordt gebruikt als meting en als middel om de uitkomst van diezelfde meeteenheid te beïnvloeden raakt verstoord. Het is Goodhart’s Law. Er zijn drie mogelijkheden om dat op te lossen:

1.Het kabinet gaat sturen op oversterfte, over-ziekenhuisopnames en over-IC-opnames.

Die drie indicatoren zijn allemaal fors gedaald ten opzichte van de piek en zijn nu al enige tijd stabiel en dat geeft dan vooralsnog geen reden om het beleid aan te passen.

2.Het kabinet laat elke week, een echt willekeurige steekproef nemen onder de hele bevolking waarbij getest wordt op meerdere virussen (zoals de Nivel-peilstations), met een constante samenstelling, werkwijze en bruikbare gevoeligheid om een betrouwbare actuele prevalentie te verkrijgen en gaat daar op sturen.

3.Ziekenhuizen gaan de aantallen opnames rapporteren met meer detail: op basis van wie voor Covid-19 wordt opgenomen en wie in het ziekenhuis is voor iets anders, maar ook een positieve coronatest heeft. De Rt wordt weer berekend op basis van het aantal ziekenhuisopnames. Tevens worden de Ct-waardes van de huidige testen openbaar gemaakt.

Doorgaan met de huidige werkwijze leidt tot beleid dat met grote waarschijnlijkheid of te streng, of te los is. Het is ook niet tijdig en doet daarmee onnodige schade.

Samenvattend

  • Het huidige testbeleid levert geen betrouwbare informatie op over de prevalentie van corona in Nederland.
  • Dat komt ook omdat de test niet alleen wordt ingezet als meetinstrument, maar ook als middel om het aantal besmettingen te reduceren.
  • Een wekelijkse, gestandaardiseerde steekproef met een verbeterde test kan dit verbeteren, maar er zijn ook andere mogelijkheden.

Bron: Rekenen aan corona #10, onderdeel van een serie blogs door ESB

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin
Share on telegram
Share on whatsapp
Share on email
Share on print

Nu, en ook straks werk kunnen doen dat er toe doet, voor jezelf, voor de werkgever en voor de maatschappij. Dat betekent employability in het kort. Bredere inzetbaarheid dus, en dat gaat allerminst vanzelf. 5 Tips om employability als proces constant aan de gang te houden.

Mensen die duurzaam inzetbaar zijn, doen werk dat bij hen past, voelen zich er verbonden mee, werken samen en netwerken. Ze hebben geen moeite met veranderingen in hun werk en op de arbeidsmarkt en passen zich gemakkelijk aan. Ook willen ze graag een succesvolle overstap naar een andere functie maken, in de eigen organisatie of daarbuiten. Niet alleen wanneer dat moet, maar ook omdat ze zelf het gevoel hebben toe te zijn aan een volgende stap in hun carriere.

Werkgever moet eraan meewerken!

Belangrijk is dat je ze als werkgever niet tegenhoudt als ze plannen op tafel leggen voor bijscholing, een opleiding of cursus. De angst om op te leiden voor de buren, of de employability paradox is vaak onterecht. Wie zijn betere mensen de ruimte geeft, krijgt daar meestal veel loyaliteit voor terug. Wie ze kortwiekt, kan een opzegging tegemoet zien.

5 tips om employability betekenis te geven

Nadenken over, en werken aan employability is een verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer samen. Je hoeft er niet elke dag mee bezig te zijn. En wie niet wil, moet ook zeker niet worden gedwongen. Maar er zijn vaak meer mogelijkheden dan je denkt. Zelfs in deze extreem-onzekere corona-tijden. Hieronder geven we praktische handvatten om employability te bevorderen bij zo veel mogelijk medewerkers. Waarbij we nadrukkelijk focussen de nabije toekomst over drie tot vijf jaar. Wat is ervoor nodig om medewerkers dan ook nog optimaal inzetbaar te laten zijn?

1} Vakkennis bijhouden, en waar relevant ook uitbreiden.

Kijk naar de ontwikkelingen in de functie, en wat breder in het vak waar die functie uit is voortgekomen. Zo krijgen artsen binnen enkele jaren waarschijnlijk te maken met andere behandelmethoden, die minder ingrijpend zijn en meer voorspellende waarde hebben. Verpleegkundigen krijgen te maken met robots of exoskeletten die zware en saaie onderdelen van het werk kunnen overnemen. Managers moeten zich ontwikkelen richting dienstverleners. En journalisten moeten leren hoe ze goede video’s kunnen opnemen met hun smartphone.

Wat komt er aan?

In elk beroep zijn ontwikkelingen aan te wijzen die ‘er aan komen’. Je kunt alleen employable zijn wanneer je daar tijdig op inspeelt. Niet door klakkeloos overnemen, maar door de vaardigheden te integreren in je huidige manier van werken. Dakpansgewijs ontwikkelen. Dat kan met vaardigheden die op elkaar aansluiten, of elkaar deels overlappen. Een beetje zoals een dakdekker een dak voorziet van pannen of panelen. En dat is gelijk een innovatief idee voor dat beroep: dakdekkers kunnen ook zonnepanelen leren installeren.

2} Regelmatig even de blik vooruit werpen.

Wie een beeld heeft van de ontwikkelingen in zijn vak in de nabije toekomst, doet er goed aan om daarover in gesprek te blijven. Met collega’s, maar ook met de leidinggevende. Spiegel je eigen verwachtingen en ambities aan die van anderen. Wat komt eraan, in de nabije toekomst? En ben ik daarvoor voldoende uitgerust, qua opleiding en ervaring? Het gaat erom dat elke medewerker zich bewust is van de noodzaak om soms even stil te staan bij zijn eigen inzetbaarheid. Zowel persoonlijk als professioneel. Hoe blijf je voldoende productief en gemotiveerd voor je werk, en hoe blijf je daarbij ook gelukkig in je persoonlijke leven.

Je bent alleen als geheel employable (of niet)

Werk en privé is een geheel, bespreek dat het liefst in samenhang. Informeer als HR of er dit jaar ruimte is voor een grote stap vooruit omdat er privé van alles gebeurt. Of denkt de medewerker dat de ontwikkelingen niet zo snel gaan als het bedrijf denkt? Dat kan, elke medewerker is een specialist op zijn eigen terrein. Uitspreken van verwachtingen voorkomt misverstanden. Medewerkers mogen daar zelf ook wel wat stelligheid in betrachten. Zij zijn de deskundige professionals die het werk moeten doen. Denk aan de beruchte uitspraak van Apple-oprichter Tim Cook: We nemen talent aan zodat zij ons kunnen vertellen wat we zouden moeten doen. Niet andersom.

3} Proef aan het andere werk.

Voorkom dat mensen langdurig hetzelfde werk doen, laat ze makkelijker veranderen. Job crafting, job carving, snuffelstages, taak- en functieroulatie, themaprojecten: de manieren om op een andere manier naar je oude werk te kijken breiden steeds meer uit. Niet alleen ander werk, maar ook anders werken helpt om flexibel te blijven. Dus: vaker werken op andere tijden en plekken mogelijk maken. Het grote thuiswerk-experiment tijdens de coronacrisis heeft al laten zien dat er (veel) meer kan dan we ooit dachten. Vooral de jongere talenten zijn dol op bedrijven met flexibele werkmogelijkheden. Qua plaats en tijd van werken.

Kijk eens anders tegen je werk aan

Regelmatig een ander perspectief opzoeken geeft makkelijker ideeën om de ervaringen, kennis en vaardigheden anders te gebruiken. Ook congressen, seminars en korte trainingen kunnen onverwachte nieuwe inzichten geven. Net zoals rollenspelen, en serious gaming. Gewoon eens iets anders doen, of hetzelfde doen maar dan anders. Naast training, scholing en opleiding om nieuwe kennis en vaardigheden op te doen is het een onmisbare manier om meer praktijkervaring in de breedte op te doen. En vaker om je heen kijken heeft nog een groot voordeel: je bent dan vanzelf aan het netwerken. Ook bij de huidige werkgever, als die tenminste openstaat voor iets nieuws, of een andere aanpak.

4} Blijf kijken hoe het anders kan.

Vaste functies met strak omlijnde profielen en daaraan gekoppelde loopbaanpaden zijn echt niet meer van deze tijd. Vaker aanpassen en sneller aanpassen zijn de competenties waarop organisaties hun mensen moeten werven en selecteren. Kijk bij sollicitaties dus niet alleen naar de taken en functievereisten van de huidige functie. Probeer ook om te kijken naar mogelijke functies in de organisatie over drie tot vijf jaar. Zoek naar de vaardigheden en competenties die op meerdere terreinen zijn te gebruiken. Probeer een brug te slaan tussen wat deze m/v nu te bieden heeft, professioneel maar ook qua persoon, en wat je daarvan straks ook goed kunt gebruiken. Zo doe je aan personeelbehoud, en aan duurzame inzetbaarheid.

De ideale kandidaat is al in huis!

Kijk als HR / management bij vacatures ook eerst of er intern niet een kandidaat is te vinden die het werk goed aan zou kunnen, misschien met wat scholing. Vaak is die er wel, en ‘snakt’ deze vaste kracht naar een nieuwe ‘uitdaging’. Het gaat er steeds minder om wat je kunt, veel belangrijker is hoe snel je het kunt leren. Steeds meer ondernemingen laten hun mensen kijken bij de buren. Daar heeft het bedrijf zelf ook wat aan. Medewerkers die vrij om zich heen kunnen kijken, zijn veel loyaler aan het bedrijf dan de specialisten die je inhuurt voor een specifieke klus. En gaan ze toch weg, dan zijn ze eerder geneigd om weer terug te komen. Verrijkt met vele ervaringen.

5} Maak het mogelijk.

Opleidingen, trainingen en andere scholingsactiviteiten kosten geld, dus dat moet er voldoende zijn. Ook moeten ontwikkelmogelijkheden en wensen regelmatig opnieuw in kaart worden gebracht. Natuurlijk, werknemers moeten zelf ook met wensen en ambities komen voor hun professionele en persoonlijke ontwikkeling. Maar dan moet de werkgever vaak toch eerst duidelijk laten zien dat hij dat echt graag ziet, en het ook echt mogelijk wil maken. Gelukkig willen veel werkgevers niets liever, blijkt uit de herziene Arbeidsvoorwaardennota 2020 van VNO-NCW en AWVN. Werkgevers blijven streven naar bredere inzetbaarheid en wendbaarheid, net zoals stimuleren van de mogelijkheden om te gaan van werk-naar-werk en omscholing. Wijs je mensen dus op kansen, of ga er samen naar op zoek. Hoe? Bevorder de leercultuur in het bedrijf. Of huur (soms) een loopbaancoach in.

Een mobiliteitsportal inrichten

Je kunt ook een mobiliteitsportal inrichten, waarop een aanbod aan cursussen en opleidingen plus interne vacatures is te vinden. Maar laat dat niet het exclusieve domein zijn van managers en (mobiliteits)adviseurs. Vaak gaat dat pas echt leven als medewerkers er zelf verhalen op zetten. Korte ervaringen met om-, her- en bijscholingen, opzienbarende overstappen, en wat minder goed uit de verf kwam. Erg belangrijk is een makkelijke reactiemogelijkheid. Richt het in als een forum, dan komt het gesprek op gang. Met tips over de betere boeken die je zou moeten lezen, te bekijken video’s en te spreken mensen. Check dit voorbeeld op de website van ICM opleidingen.

Gezond is ook de basis voor employability

Vooral jongere werknemers vinden gezond kunnen werken steeds belangrijker als ze een (nieuwe) werkgever kiezen. Het zorgt voor employability, juist ook op de langere termijn. Daarom is een gezonde levensstijl mogelijk maken een belangrijk argument, als het erom gaat het juiste talent aan te trekken voor het bedrijf. Vooral jongeren in (para)medische beroepen letten hier goed op. Behalve verpleegkundigen. En ook bij onderwijzers en ICT’ers moet de werkgever zelf goed letten op een gezonde leefstijl. Aandacht voor de werk-privébalans hebben alle jongeren wel steeds vaker. Ook al omdat ze steeds langer moeten doorwerken, en dat steeds korter bij een en dezelfde bedrijfsorganisatie kunnen doen.

 

2020 heeft laten zien dat veel bedrijven niet vast kunnen houden aan het oude en dat een stevig portie omdenken nodig was om overeind te blijven.

Meebewegen met dat wat nog wel mogelijk is.

2020 was het jaar waarin alles stilstond maar het internet gewoon is doorgegaan.

Sterker dan ooit.

2020 was het jaar van de drastische omslag naar online diensten en online verkoop van producten.  

Nog nooit waren er zoveel webshops, online trainingen, online coachingsessies, online meetings, online netwerkbijeenkomsten, online (sport)lessen en nog veel meer.

Bedrijven speelden in op wat wél mogelijk was.

Internet was de baas.

Internet is nog steeds de baas.

Als je tijdens de eerste lockdown nog moest uitvogelen hoe Zoom, Microsoft Teams, online marketing, online coaching werkt, was je eigenlijk al veel te laat.
Online is er veel mogelijk.
Sterker nog: online verdienmodellen kunnen je redding zijn.

Inmiddels zitten we nog steeds in de tweede lockdown en nog steeds zijn er veel ondernemers die kopje onder dreigen te gaan of nog steeds heel veel omzet mislopen.

Vreselijk om te zien en te horen.

Zelf heb ik naast offline diensten al jaren online diensten en heel eerlijk gezegd was ik daar afgelopen periode extra dankbaar voor.

Het begon in 2016 toen ik mijn eerste online programma lanceerde na een online challenge, met niet alleen deelnemers uit Nederland en België, maar ook uit Spanje, Curaçao, Aruba en Zuid-Afrika.

Fascinerend vond ik dat en ik ben me daarna verder gaan verdiepen in online ondernemen. Ik kwam in contact met Eelco de Boer die later mijn coach en mentor werd.

Ik ben van 100% offline diensten gegaan naar 90% online diensten en 10% offline diensten.

Ik ging werken met een virtueel team van mensen die op afstand werken.

Ik werkte (tot C in maart roet in het eten gooide) regelmatig vanuit het buitenland. Online.

Ik gaf in 2017 mijn eerste webinar vanuit de Dominicaanse Republiek.

Omdat ik het practice-what-you-preach-type ben heb ik vele online verdienmodellen zelf uitgeprobeerd, zodat ik kon zien wat bij mij past en later mijn klanten kon adviseren over verdienmodellen die mogelijk ook voor hen kunnen werken.

2021 is net begonnen.

En of het nou gaat over online verdienmodellen of online marketing.

Internet is nog steeds de baas.

Laatst had ik weer een call met mijn mentor Eelco de Boer en hij besprak een nieuw en interessant online verdienmodel.

En ik dacht: Why not? Ik vraag het hem gewoon. Ik vraag hem of hij dit specifieke online verdienmodel (en andere online verdienmodellen) wil delen met mijn klanten en de ondernemers in mijn netwerk.

Binnenkort geeft Eelco de Boer speciaal voor mijn netwerk de online masterclass ‘Leven van Internet’.

Tijdens deze masterclass ontdek je:

  • Hoe je sneller dan je denkt een online verdienmodel kunt opzetten
  • Hoe iedereen dit kan met de juiste ondersteuning
  • Welke “GameChangers” je MOET begrijpen als je online succesvol wilt zijn
  • Waarom dat ene verdienmodel zoveel beter werkt dan alles wat hij de afgelopen 20 jaar heeft gedaan

Omdat ik niet wil dat je weer een masterclass volgt waar je niks mee gaat doen, hebben we gekeken naar een manier waarop jij 2021 ook écht kunt starten met het bouwen van een online fundament.

Dus na de masterclass ontvang je nog wat extra zodat je ook meteen aan de slag kunt:

  • Het “19 GameChangers” ebook
  • “66 MasterMoves Mindsets”
  • Het ebook “23 Eigenschappen van de Nieuwe Ondernemer”

Ben jij erbij? Inschrijven kan hier.

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin
Share on telegram
Share on whatsapp
Share on email
Share on print
beUnited blog Subsidie voor duurzame inzet en eerder stoppen

Het kabinet trekt met bijna 1 miljard flink de portemonnee voor duurzame inzetbaarheid. Bedrijven kunnen, geclusterd in sectoren, vanaf nu  subsidie aanvragen voor de Tijdelijke subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (dieu). Tot driekwart van het subsidiebedrag kan worden gebruikt voor eerder stoppen met werk.

Werkgevers betalen tussen 2021 en 2025 werkgevers geen RVU-boete voor werknemers die ze tot 3 jaar vòòr de AOW-leeftijd met pensioen laten gaan. De vrijstelling gaat over een bruto-jaarinkomen tot 21.200 euro (in 2020) dat ze hun (deels) stoppende werknemer betalen. Werkgevers die meer betalen, of alle 3 de jaarinkomens tegelijk vergoeden moeten de RVU-boete wel betalen. Ook mogen alle doorbetaalde jaarinkomens bij elkaar niet meer zijn dan driekwart van alle subsidie die een sector uiteindelijk aanvraagt voor dieu. Werknemers die meer verdienen, of meer willen verdienen moet voor dat meerdere vervroegd bedrijfspensioen opnemen. Eerder stoppen met werken dan 3 jaar voor de pensioendatum betekent de RVU-boete betalen over de extra tijd. Mensen die langer doorwerken krijgen geen hogere vrijstelling.

Moet nog door Eerste Kamer

De Eerste Kamer moet nog stemmen over het wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Toch zouden sectoren terugwerkend vanaf 1 januari 2021 de subsidieregeling kunnen gebruiken. Als dat gebeurt kunnen werknemers die voldoen aan de voorwaarden vanaf 1 januari 2021 vervroegd stoppen met werken. De werkgever kan de RVU-boete dan terugkrijgen van de Belastingdienst. Voor 2021 is ruim 100 miljoen extra beschikbaar, bovenop de 960 miljoen aan structurele subsidie tot en met 2025.

Zware beroepen-discussie

Het schrappen van de RVU-boete voor vroege stoppers was eigenlijk alleen bedoeld voor zware beroepen. Maar omdat niet duidelijk is wat zware beroepen zijn, geldt de regeling tussen 1 januari 2021 en 1 januari 2026 voor iedereen die er gebruik van wil en kan maken. Werkgevers en werknemers kunnen dit regelen per cao. Het is een van de afspraken uit het Pensioenakkoord.

Vervroegd uittreden

De vrijstelling van de RVU-boete is met name bedoeld om eerder uittreden makkelijker te maken ‘in sectoren met relatief veel werk dat als zwaar wordt ervaren, zoals aangegeven door de sectoren havens, bouw, vervoer, metaal en zorg’, aldus de toelichting bij het wetsvoorstel. Maar ook in sectoren met ‘relatief veel kleine en middelgrote werkgevers die problemen hebben met de financiering van uitkeringen voor eerder uittreden, terwijl hun werknemers daar wel behoefte aan hebben.’

Kwart subsidie voor duurzame inzetbaarheid

Minstens een kwart van elke subsidieaanvraag moet dus gaan naar investeringen in duurzame inzetbaarheid. Niet naar vervroegd uittreden. Hoe maak je daar als werkgever gebruik van? Een bedrijf kan niet alleen voor zichzelf subsidie aanvragen. Bedrijven moeten eerst per sector een knelpuntenanalyse maken.

Knelpuntenanalyse

Vanaf januari 2021 kunnen sectoren 20.000 euro subsidie aanvragen voor een analyse van de knelpunten in hun sector. Deze knelpuntenanalyse moet ingaan op beide thema’s: duurzame inzet bevorderen en mensen die niet langer kunnen doorwerken vervroegd laten uittreden. Het moet minstens het volgende bevatten:

  • een beschrijving van de omvang en samenstelling van de werkenden in de sector,
  • het aandeel mkb-bedrijven in de sector, en:
  • een beschrijving van de problematiek met betrekking tot duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden in de sector.

De knelpuntenanalyse laat ook zien of subsidie aanvragen zin heeft en haalbaar is. De knelpuntenanalyse dient als input voor een sectoranalyse en activiteitenplan. De sectoranalyse brengt de knelpunten op duurzame inzetbaarheid binnen de sector uitgebreider in kaart, en bevat een activiteitenplan om die knelpunten aan te pakken.

Activiteitenplan

Sectoren kunnen tussen 2021 en 2025 elk jaar een verzoek indienen om subsidie voor een activiteitenplan, gebaseerd op de sectoranalyse. Ook minstens een kwart van de activiteiten in het activiteitenplan moet zijn gericht op duurzame inzetbaarheid, niet op vervroegde uitstroom. Meer informatie over het aanvraagproces biedt de AWVN.

Minstens een kwart voor duurzame inzet

Minstens een kwart van de activiteiten in het activiteitenplan moet dus zijn gericht op duurzame inzetbaarheid. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderscheidt hierbij de volgende thema’s:

  1. bevorderen van gezond, veilig en vitaal werken;
  2. bevorderen van goed werkgeverschap en goed opdrachtgeverschap;
  3. stimuleren van een leven lang ontwikkelen en arbeidsmobiliteit van werkenden;
  4. bevorderen van eigen regie op de loopbaan van werkenden.

Het vijfde thema, maatwerkafspraken voor eerder uittreden, kan driekwart van de subsidie belopen. Meer informatie over deze vereisten is te vinden in de memorie van toelichting bij de Tijdelijke subsidieregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden.

Looptijd en minimumbedrag

In 2021 en 2022 gaat het om aanvragen voor activiteitenplannen met een projectduur van 2 jaar. In 2023 en 2024 gaat het vooral om een vervolg op lopende activiteitenplannen. Ook late aanvragers kunnen dan nog subsidie aanvragen. Alles bij elkaar moet het in elk activiteitenplan gaan om minstens 250.000 euro aan subsidie voor alle activiteiten bij elkaar.

Meer informatie en hulp?

Wij kunnen ons goed voorstellen dat je hierbij wel wat hulp kunt gebruiken. En die is er. Zo werkt de AWVN samen met CNV en FNV in de SPDI – Sociale Partners samen voor Duurzame Inzetbaarheid. Zij bieden je (naar eigen zeggen) onder andere deskundige adviseurs, hulp bij een actieplan, begeleiding bij verbetertrajecten en praktische instrumenten.

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin
Share on telegram
Share on whatsapp
Share on email
Share on print
beUnited Blog Ziekenhuisopnames in beeld

„Wat we nu al tegen elkaar zeggen is, we moeten eigenlijk al keuzes maken, operaties uitstellen en mensen wel of niet opnemen op de IC. Dat is nog niet over leven en dood, dus dat is zeker nog niet code zwart. Maar als dat zo doorgaat, verwachten we dat eigenlijk eind januari”, zegt Diederik Gommers [1].

We stevenen dus mogelijk af op code zwart?

Inzet van zorgpersoneel

Alvorens in de ziekenhuiscijfers te duiken, moet mij van het hart dat ik enorm veel respect heb voor al het zorgpersoneel dat zich dag in dag uit blijft inzetten voor de medemens. Dit schrijven doet daar helemaal niets aan af.

GGD-opnames (OSIRIS) versus NICE-opnames

Hierbij de letterlijke tekst van de cijferverantwoording Ziekenhuizen op het Corona Dashboard:

“Osiris kent inmiddels echter een aanzienlijke onderrapportage van ziekenhuisopnames doordat de GGD’en niet altijd meer informatie krijgen over ziekenhuisopnames van Covid-patiënten.” [2]

Waarom zou er nu sprake zijn van onderrapportage aan de GGD’en? In maart waren de cijfers van de GGD’en nog heel accuraat, dus zou de onderrapportage dan niet het gevolg zijn van het onderstaande?

“Osiris neemt alleen de patiënten mee die vanwege COVID-19 in het ziekenhuis liggen, terwijl NICE ook ziekenhuisopnames rapporteert van patiënten met COVID-19, maar die om een andere reden in het ziekenhuis zijn opgenomen.” [2]

Die om een andere reden zijn opgenomen? Sinds het aantal COVID-opnames meer dan 40 per dag zijn, schrijft de Federatie Medisch Specialisten (FMS) voor dat alle (asymptomatische) patiënten die onder narcose moeten voor een operatie, getest moeten worden [3].

Het behoeft weinig toelichting dat bij grootschalig asymptomatisch testen van een paar duizend operaties per dag [4] een evenredig aantal PCR-testen positief zullen zijn. Het zou inmiddels de beleidsmakers ook niet ontgaan moeten zijn dat asymptomatische besmettingen niet of nauwelijks voorkomen. Uit bron- en contactonderzoek in Wuhan is gebleken dat 300 asymptomatische gevallen niet één van de 1174 nauwe contacten heeft geïnfecteerd. [5]

Het is dus ernstige misleiding om simpelweg alle positieve PCR-testen mee te tellen als COVID-patiënt voor beleidsmaatregelen, de GGD-opnames lijken daarom nog altijd de meest betrouwbare cijfers. Zowel in absolute cijfers alsmede als trendindicatie.

Ziekenhuisopnames zijn ziekenhuisopnames

De NICE-opnames zijn ongeveer een factor 2 – 4x zo hoog als de gerapporteerde GGD-opnames. Maar wat maakt dit verschil dan uit? De mensen liggen toch in het ziekenhuis en houden bedden bezet?

Het feit dat er geen enkel onderscheid meer te maken valt tussen een échte COVID-patiënt en een onterechte COVID-patiënt (een asymptomatische patiënt met een positieve PCR), heeft nogal wat implicaties, onder andere:

  • Alle positief gediagnosticeerde patiënten moeten als zodanig worden behandeld en levert dus extra werkdruk op voor het zorgpersoneel;
  • De COVID-ziekenhuisopnames worden overschat;
  • De COVID-IC-opnames worden overschat;
  • De R-waarde wordt overschat door deze overrapportage;
  • De overheid maakt beleid op basis van verkeerde cijfers;

Ziekenhuisopnames in beeld

Onderstaand de opnames GGD [6] en NICE [7] in één grafiek over de periode februari 2020 tot heden [GRAFIEK 1]:

No alt text provided for this image

Onderstaand de GGD-opnames inclusief het 7-daags gemiddelde [GRAFIEK 2]:

No alt text provided for this image

In grafiek 1 is duidelijk het verschil tussen de GGD- en de NICE-opnames te zien. De NICE-cijfers geven een absoluut vertekend beeld om de “tweede golf” in perspectief te plaatsen tot de “eerste golf” in maart, aangezien er voor het najaar een andere definitie van COVID-ziekenhuisopname is gehanteerd.

Op basis van de GGD-cijfers kunnen we niets anders spreken dan van een rimpeling, in plaats van een “tweede golf”. Daar gelaten dat er in enkele ziekenhuizen lokaal wel drukte kan worden ervaren.

Als we wat meer inzoomen op de “tweede golf” voor wat betreft GGD-cijfers, dan zien we het volgende [GRAFIEK 3]:

No alt text provided for this image

Code zwart in zicht?

Je hoeft geen epidemioloog te zijn om te zien dat er absoluut geen epidemiologische COVID ‘uitbraak’ is. Terugkomend op de opmerking van Diederik Gommers: “Maar als dat zo doorgaat, verwachten we dat (code zwart) eigenlijk eind januari” kan dus gekwalificeerd worden als stemmingmakerij.

De trend is afvlakkend en geenszins exponentieel stijgend zoals in maart en er lijkt zelfs al weer een daling te zijn ingezet [GRAFIEK 3].

Druk op de zorg

Het 7-daagse gemiddelde heeft sinds de zomer nog nooit de 100 gehaald [GRAFIEK 3]. Met een gemiddelde ligtijd van 10 dagen, zijn dat ongeveer 1000 opgenomen échte COVID-patiënten. Omdat een net verlaten ziekenhuisbed niet per direct beschikbaar hoeft te zijn voor een nieuwe patiënt, zal de beddendruk wellicht wat hoger kunnen zijn.

Het grootste knelpunt is momenteel zorgpersoneel. In een land, waarvan het inwonersaantal blijft groeien en tevens vergrijst, is het volstrekt onbegrijpelijk dat er de afgelopen jaren is bezuinigd op het aantal verpleegkundigen. De zorgvraag zal de komende jaren enkel toenemen en daarmee de druk op de zorg.

Enorm veel respect voor al het zorgpersoneel dat zich elke dag weer inzet, terwijl zij door het beleid van afgelopen jaren keer op keer weer in de steek zijn gelaten en nu gebukt gaan onder de enorme werkdruk en vermoeidheid.

Zonder de maatregelen

Maar wat als we de lockdown nu niet hadden gehad? Intuïtief zou je zeggen dat lockdowns en daarmee het voorkomen van onnodige contacten, effectief zouden moeten zijn. Het gaat te ver om in dit artikel een welles nietes spelletje te houden, feit is dat er geen enkel wetenschappelijk bewijs is voor de effectiviteit van lockdowns [8].

Zou het niet zo moeten zijn dat, wanneer vrijheden van burgers worden ingeperkt, na 11 maanden verzameling van data, een overtuigend bewijs geleverd moet kunnen worden, alvorens we blijven volharden in lockdowns? En hoe verhoudt dit zich tot de nevenschade van de lockdowns?

Hoe nu verder?

Eerlijke cijferrapportage

Om te beginnen dienen de ziekenhuiscijfers op een eerlijke manier te worden gepresenteerd. Échte COVID-opnames dienen onderscheiden te worden van patiënten die om een andere reden zijn opgenomen.

Daarnaast dienen de gecorrigeerde cijfers in perspectief geplaatst te worden tot voorgaande jaren. In een poging de maandcijfers van voorgaande jaren op te vragen bij Stichting NICE, was het resultaat: “Vanwege onze verwerkerscontracten met de ziekenhuizen en de drukte omtrent de COVID-19 registratie kunnen wij de gegevens helaas ook niet op deze manier beschikbaar maken.”

Huisartsen per direct terug in beeld

Nederland heeft eerstelijns zorg waar we trots op mogen zijn. De bijna 13.000 huisartsen zijn het voorportaal van de ziekenhuizen. Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) zou haar verantwoordelijkheid moeten nemen om huisartsen adequaat te informeren over effectieve vroegtijdige behandeling.

Ivermectine

Ivermectine is een veilig anti-parasitair geneesmiddel, waarvoor William C. Campbell in 2015 zelfs de Nobelprijs heeft gekregen [9]. Tevens staat het op de lijst met meest essentiële medicijnen van de WHO ‘The Selection and Use of Essential Medicines’ [10].

Ivermectine blijkt met betrekking tot COVID-19 zowel antivirale eigenschappen te bezitten (effectief in profylaxe en vroegtijdige behandeling) en ontstekingsremmende eigenschappen (effectief in ziekenhuisbehandeling).

Het team van Prof. Paul Marik en Dr. Pierre Kory (meer dan 2000 peer reviewed wetenschappelijke publicaties) hebben een meta-analyse geschreven over Ivermectine met waanzinnige resultaten [11].

Dr. Andrew Hill heeft op 31 december in een video de eerste resultaten van een door de WHO sponsorde meta-analyse van 11 randomized controlled trials (de hoogste standaard) bekendgemaakt [12]:

  • 43% sneller herstel;
  • 83% lagere mortaliteit;

Deze resultaten zijn op basis van 1452 patiënten verdeeld over de 11 studies. In januari 2021 worden de resultaten verwacht van nog 3 grote Ivermectine studies (Brazilië, Colombia en Argentinië), waarbij het aantal geanalyseerde patiënten op meer dan 3000 komt.

Hierbij is enkel gekeken naar studies van ziekenhuispatiënten. Profylaxe (voorkoming van) en vroegtijdige behandeling via eerstelijns zorg, levert direct een enorme ontlasting op van de ziekenhuiszorg.

Het is onvoorstelbaar dat het NHG, FMS en de Stichting Werkgroep Antibioticabeleid (SWAB) zich nog altijd niet in positieve zin uitspreken voor Ivermectine. Het ironische is echter wel, dat ze zich massaal achter de effectiviteit van vaccins scharen op basis van resultaten van 170 patiënten [13].

Hierbij een dringende oproep aan het NHG, FMS en SWAB om haar verantwoordelijkheid te nemen. Jullie verkiezen code zwart boven de inzet van een veilig en bewezen geneesmiddel?

Conclusie

Er is geen enkele epidemiologische trend waarneembaar met betrekking tot het coronavirus. Deze angst voor dit virus kunnen we dus echt parkeren.

De angst zit in de zorgcapaciteit, met name het ziekteverzuim onder zorgpersoneel door de ongekende werkdruk en daarmee gepaard gaande stress en oververmoeidheid. Het coronavirus heeft daar uiteraard een rol in gespeeld, maar de conclusie kan mijns inziens niets anders zijn dan dat door jarenlange bezuinigingen een land van 17,5 miljoen inwoners absoluut niet in staat is gebleken om met een epidemie om te gaan. Iets waarvoor wij in 2018 al ernstig gewaarschuwd zijn door de griep.

Later dit voorjaar staat er mogelijk wél weer een epidemie voor de deur, influenza. De zorg zal komende maanden dus nog weinig ontzien worden. Gaat de wereld voor het eerst sinds haar bestaan dan in complete lockdown voor influenza?

Bronnen:

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin
Share on telegram
Share on whatsapp
Share on email
Share on print
Bedragen investeringsaftrek 2021

Ondernemers die investeren in bedrijfsmiddelen kunnen onder voorwaarden voor een deel van die investering aftrek krijgen via vier regelingen voor investeringsaftrek. De bedragen voor 2021 zijn inmiddels bekend.

vier regelingen voor investeringsaftrek

De vier faciliteiten bieden investerende ondernemers voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting een extra aftrekpost die zij ten laste kunnen brengen van de fiscale winst.  Als uw onderneming investeert in bedrijfsmiddelen, krijgt u te maken met een tweetal belangrijke gevolgen voor de belasting.

  • Ten eerste moet u gaan afschrijven op de door u aangeschafte bedrijfsmiddelen.
  • Ten tweede komt u in aanmerking voor investeringsaftrek. Daarvoor moet uw onderneming meer dan € 2.400 investeren. U kunt dan een vastgesteld percentage van het investeringsbedrag van de winst in het betreffende jaar aftrekken. Dit is de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA). 

Naast de KIA kunt u ook nog recht hebben op de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA/VAMIL).

  • Ten derde kunt u de EIA toepassen als u investeert in bedrijfsmiddelen die zijn aangemerkt als energie-investering met een minimumbedrag van € 2.500.
  • Ten vierde, als u voor meer dan € 2.500 investeert in bedrijfsmiddelen die op de milieu lijst staan, komt u in aanmerking voor de MIA/VAMIL.

KIA vervalt boven bepaald investeringsbedrag

Tussen een bedrag van € 59.171 en € 109.574 is het aftrekbedrag in 2021 maximaal. Daarboven loopt het weer af. Voor investeringen boven de € 328.721 vervalt de aftrek helemaal: 

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 2021

Investeringsbedrag

Aftrek

€ 0 – € 2.400

0%

€ 2.401 – € 59.170

28%

€ 59.171 – € 109.574

€ 16.568

€ 109.575 – € 328.721

€ 16.568 -/- 7,56% van het investeringsbedrag dat de  € 109.575 te boven gaat

EIA, MIA en Vamil

Naast de KIA biedt de overheid ook een steuntje in de rug voor investeringen in duurzaamheid. Ondernemers die geld steken in groene energie kunnen een beroep op doen op de energie-investeringsaftrek (EIA). De hoogte van deze aftrek is dit jaar 45,5% van de investeringskosten. De eis is wel dat het bedrijfsmiddel voorkomt op de Energielijst 2021.

Een soortgelijk systeem geldt voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de aftrek voor willekeurige afschrijvingen (Vamil). Die werken met de Milieulijst. Voor investeringen op die lijst kunnen ondernemers via de MIA tot 36% aftrekken en met de Vamil 75%. Om in aanmerking te komen voor de MIA moeten zij wel minstens € 2.500 investeren.

De EIA en de MIA kunnen niet voor hetzelfde bedrijfsmiddel tegelijk worden aangevraagd.

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin
Share on telegram
Share on whatsapp
Share on email
Share on print
beUnited nieuws Onderbouwing TVL-besluiten moet beter, vindt rechter

De overheid heeft bij drie ondernemers mogelijk onterecht een lager bedrag aan coronasteun toegekend. Dat oordeelt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), dat de overheid nu enkele weken de tijd geeft om haar besluit beter te onderbouwen. De VVD wil intussen van het kabinet weten of deze situatie voor meer ondernemers speelt.

Deze drie ondernemers hadden een aanvraag gedaan voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Daarmee kunnen ondernemers die last hebben van de coronamaatregelen een deel van hun doorlopende vaste kosten dekken. In het vierde kwartaal van 2020 en in het eerste kwartaal van 2021 staat de TVL open voor alle sectoren. Maar voor die tijd kwamen alleen ondernemingen in aanmerking die de ‘goede’ SBI-code in het Handelsregister hadden. De SBI-codes duiden verschillende sectoren aan.

TVL rekent met forfait aan vaste lasten

In de drie zaken waar het CBb zich over boog ging het om ondernemers met meerdere bedrijfsactiviteiten. Zij vroegen TVL aan en kregen ook subsidie toegekend. Maar dan wel op basis van de bedrijfsactiviteit die op de peildatum 15 maart 2020 als eerste genoemd was in het Handelsregister. Dat kan nogal verschil maken.

Want voor alle sectoren is een forfait aan vaste lasten berekend waar de maximale TVL op gebaseerd wordt. Zo was bij een ondernemer ‘winkels in fotografische artikelen’ als hoofdactiviteit aangemerkt, met een forfait van 15% vaste lasten. Deze ondernemer stelde dat ‘binnenvaart’ zijn hoofdactiviteit moest zijn, met 47% aan vaste lasten. Dat zou zijn TVL dus aardig verhogen.

Volgens het CBb valt er wel wat af te dingen op de werkwijze rondom de TVL. Op zich is het niet vreemd om ervan uit te gaan dat de eerst vermelde sector ook de hoofdactiviteit is van de onderneming. Zo kunnen grote aantallen aanvragers snel geholpen worden.

‘Eerste activiteit is hoofdactiviteit’ staat niet in de regels

Maar als een aanvrager bestrijdt dat de goede hoofdactiviteit is gekozen, dan mag de uitvoerder niet volstaan met de mededeling dat de ondernemer zelf verantwoordelijk is voor een juiste inschrijving van de activiteiten, oordeelde het CBb. De regelgeving rondom het Handelsregister en de TVL bieden namelijk geen aanknopingspunt voor de stelling dat de eerst vermelde activiteit altijd de ‘hoofdactiviteit’ is.

Het CBb geeft de overheid nog tot en met 22 januari 2021 de tijd om beter te onderbouwen wat de hoofdactiviteit van de getroffen ondernemers moet zijn. Tot die tijd houdt het college de beslissing aan.

De VVD heeft inmiddels Kamervragen gesteld over het oordeel van het CBb. De partij wil onder meer van het kabinet weten hoeveel andere ondernemers in dezelfde situatie zitten en of zij dan ook niet met terugwerkende kracht recht zouden hebben op een hogere TVL.
CBb, 22 december 2020, ECLI (verkort): 996997998

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin
Share on telegram
Share on whatsapp
Share on email
Share on print
beUnited Blog Oversterfte 2020 zeer gering

Op 29 december 2020 publiceerde het CBS  (onder een angstwekkende kop) dat er in 2020 tot en met week 51 ruim 162.000 mensen overleden waren, en dat, in 2020, met name door Covid-19 er een oversterfte zou zijn van 13.000 mensen.

Wat is oversterfte

Oversterfte is een (tijdelijke) stijging van het sterftecijfer (het aantal sterfgevallen) in een bepaalde periode ten opzichte van de statistische verwachting(en). Meestal is een oversterfte toe te schrijven aan omgevingsverschijnselen zoals hittegolven, koude periodes, epidemieën, (virus) pandemieën (vooral grieppandemieën), hongersnood of oorlog.

Dat er door Covid-19 sprake zou zijn van een oversterfte van 13.000 mensen in 2020 klinkt dan ook heel plausibel, maar klopt dat wel als je de CBS realiteit naast de eigen statische CBS verwachtingen (prognose) zet.

CBS prognose 2020

De CBS prognose over 2020 is dat er minimaal 164.087 mensen overlijden. De komende 10 jaar zal dit, door vergrijzing, oplopen tot 174.762 per jaar. Deze CBS prognose van het aantal overleden mensen in 2020 is eenvoudig terug te vinden op Kerncijfers van diverse bevolkingsprognoses en waarneming. 

beunited blog CBS Kerncijfers van diverse bevolkingsprognoses en waarneming

Vergelijk realiteit – prognose overleden mensen

t/m week 51week 52realiteitPrognoseverschil 
162.0003176165176164.0871.089

Conclusie

Zoals gezegd is een oversterfte een (tijdelijke) stijging van het sterftecijfer (het aantal sterfgevallen) in een bepaalde periode ten opzichte van de statistische prognoses.

CBS bewering onjuist

Kijkend naar bovenstaand vergelijk realiteit – prognose overleden mensen is de angstaanjagende bewering van het CBS, een oversterfte van 13.000 mensen door Covid-19 onjuist. De oversterfte is ondanks Covid-19 gelukkig zeer gering, 1098 mensen (0,6 %) i.p.v.  13.000 ( 7,9 %).

Share on facebook
Share on twitter
Share on linkedin
Share on telegram
Share on whatsapp
Share on email
Share on print